Testen om de verwerkbaarheid vast te stellen van asfalt
Asfaltmastiek en gietasfalt zijn mengsels die bij verwerking vloeibaar zijn. De mate van vloeibaarheid (viscositeit) bepaalt het gedrag van deze mengsels bij verwerken. Voor het meten van de viscositeit van asfaltmastiek is de uitloopviscosimeter van Kerkhoven ontwikkeld [Kerkhoven, 1965]. Hiermee wordt de tijd gemeten waarin een bepaald volume asfalt uit het vat (Figuur 1) stroomt. Dit is een maat voor de viscositeit.
Omdat dit vat zich niet leent om gietasfalt (met grind) te meten is een hellingproef ontwikkeld. In deze proef vloeit een bepaald volume gietasfalt onder gestandaardiseerde omstandigheden over een helling (Figuur 2). De tijd die nodig is voor een bepaalde vloeiafstand is een maat voor de viscositeit. De hellingproef wordt ook gebruikt voor asfaltmastiek.
In de Standaard 2010 is de hellingproef opgenomen voor asfaltmastiek en gietasfalt. Niet alleen om de verwerkbaarheid vast te stellen, maar ook om de mengsels bij het vooronderzoek te ontwerpen.
Bovengenoemde proeven moeten vooral worden gezien als indicatieve testmethoden waarmee slecht verwerkbare mengsels worden voorkomen.
Figuur 1 Uitloopviscosemeter.Figuur 2 Hellingproef voor het bepalen van de viscositeit.