Bij een duinwaterkering is onderscheid te maken tussen de fysieke begrenzingen en de juridische begrenzingen; zie ook de Figuur in het artikel Overstromingskansbenadering en duinen.
De fysieke begrenzingen hebben betrekking op het volledig duingebied dat bijdraagt aan het voorkomen van een overstroming van het achterland. In praktijk gaat het hoofdzakelijk om het (kustlangs aaneengesloten) duinvolume.
De juridische begrenzingen zijn vastgelegd op de kaarten met geometrische begrenzingen bij de Omgevingsregeling (zie bijlage II, onder 2. van het Omgevingsbesluit en artikel 2.4 van de Omgevingsregeling).
In de legger op grond van artikel 2.29 van de Omgevingswet wordt de normatieve staat van de kering vastgelegd (ligging, vorm, afmeting en constructie). Hierop richt de waterkeringsbeheerder zich in zijn zgn. actief keringsbeheer, bijv. met versterkingsmaatregelen.
In het technisch beheerregister, dat een wettelijk verplichte bijlage is bij de legger, staan nadere gegevens over de constructie en feitelijke toestand over de kering, die kenmerkend zijn voor het behoud van het waterkerend vermogen. Aan de hand van deze gegevens wordt getoetst of aan de wettelijke omgevingswaarden voor de waterkering wordt voldaan.
In veel gevallen zijn de fysieke en juridische begrenzingen gelijk. Maar er zijn ook gevallen waarbij slechts een deel van het aanwezige duingebied in de legger is aangemerkt als waterkering. In die gevallen is de juridische waterkering (dat wil zeggen het gebied waarin beperkingen gelden in verband met het behoud van de waterkering) smaller dan de fysieke waterkering.
De omgevingswaarden uit de Omgevingswet hebben betrekking op de overstromingskans van het achterland voor waterkeringen centraal en dus moeten waar mogelijk de fysieke begrenzingen van het duin worden gebruikt om de overstromingskans in te schatten. Als de fysieke begrenzing van het duingebied wordt aangehouden als begrenzing van de zandige waterkering, dan is de faalkans van de zandige waterkering gelijk aan de doorbraakkans van het duin(gebied).
Het is dus afhankelijk van het doel van een waterkeringsanalyse of er een inschatting gemaakt wordt van de faalkans van de (juridische) waterkering of van de overstromingskans van het achterland.
Voor het uitvoeren van een beoordeling kan ervoor worden gekozen om in eerste instantie een faalkansanalyse uit te voeren op basis van de juridische begrenzingen van de zandige waterkering (zoals vastgelegd in de legger en het technisch beheerregister). Als de faalkansschatting op trajectniveau ruimschoots aan de norm voldoet, dan volstaat deze analyse. Als de juridische begrenzing niet gelijk is aan de fysieke begrenzing én de faalkansschatting in de buurt van de norm ligt of de norm zelfs wordt overschreden, dan wordt aanbevolen om een aanvullende faalkansanalyse uit te voeren waarbij de fysieke begrenzingen als uitgangspunt dienen. Houd er hierbij rekening mee dat de (waterkerende) hoogte in het gebied buiten de legger niet gegarandeerd is. Daarom moet dan ook de impact in beeld zijn van mogelijke geplande of uitgevoerde ontgravingen in de periode waar de overstromingskans voor bepaald wordt.
In de ‘Handleiding overstromingskansanalyse faalpad duinafslag’ is iets uitgebreider ingegaan op de wijze waarop met deze begrenzingen moet worden omgegaan [Coumou, et al., 2023].