Grasbekledingen kunnen op de dijk zowel op het buitentalud, op de kruin, als op het binnentalud aanwezig zijn. Afhankelijk van de hoogteligging van de bekleding ten opzichte van de waterstanden die kunnen optreden krijgt de bekleding verschillende belastingen te verwerken. Op het buitentalud, even onder de waterlijn wordt de bekleding belast door golfklappen; op het buitentalud boven de waterlijn is er sprake van golfoplooptongen die de bekleding belasten. Als de dijk niet al te hoog is, worden kruin en binnentalud belast door golfoverslag. Voor al deze belastingen die leiden tot erosie, geldt dat discontinuïteiten in de bekleding tot lokaal hogere belastingen en dus grotere erosie leiden.
Andere storm gerelateerd belastinggevallen die schade aan grasbekledingen kunnen opleveren, zijn (ook) gerelateerd aan een relatief hoge grondwaterstand. Door hoogwater stijgt de grondwaterspiegel in de dijk en dat kan zodanig zijn dat het binnentalud als gevolg van uittredend grondwater instabiel wordt. Dit mechanisme, micro-instabiliteit wordt beschreven in hoofdstuk [4]. Is er veel sprake van golfoverslag, dan zal er veel water via het binnentalud infiltreren. Dat kan leiden tot afschuiven van het binnentalud. Na extreem hoog water kan de grondwaterstand in de dijk hoog zijn opgelopen, waardoor bij een vallende buitenwaterstand de bekleding op het buitentalud eventueel kan afschuiven.
Voor grasbekledingen zijn er vier faalmechanismen onderscheiden die in dit hoofdstuk worden behandeld:
- Erosie buitentalud (GEBU) (klappen en golfoploop).
- Afschuiven buitentalud (GABU).
- Erosie kruin en binnentalud (GEKB).
- Afschuiven binnentalud (GABI).
De volgende vier paragrafen gaan in op deze mechanismen.