De categorie kunstwerken in waterkeringen die in moeten worden beoordeeld op Betrouwbaarheid sluiten, worden aangelegd met als doel om water, mensen, voer- en vaartuigen en/of goederen een waterkering te laten passeren. In feite is dat de primaire functie van deze kunstwerken. Om dit passeren mogelijk te maken zijn in de kunstwerken openingen aanwezig, die de waterkerende functie van de kering ondermijnen. Dit wordt ondervangen door deze openingen afsluitbaar te maken door middel van één of meerdere keermiddelen. Hiermee wordt de functie van waterkeren bij de kunstwerken gerealiseerd.
De aanwezigheid van afsluitbare openingen in een waterkering brengt met zich mee dat er een kans is dat deze openingen niet zijn afgesloten op momenten dat dit vanuit het oogpunt van waterveiligheid wordt verlangd. Het faalmechanisme niet sluiten, behorende bij het toetsspoor betrouwbaarheid sluiting, heeft betrekking op het bepalen van deze kans.
Bij het sluiten van de keermiddelen is er altijd een kans dat deze sluiting mislukt. Wanneer dit gebeurt, en op dat moment doet zich een waterstand aan de buitenzijde van de waterkering voor die dusdanig hoog is dat er ongewenst water door de openingen van buiten naar binnen stroomt, dan ontstaat een kans op falen van de waterkering. Daadwerkelijk falen als gevolg van niet sluiten treedt op indien:
- De hoeveelheid instromend water per tijdseenheid door het niet-gesloten kunstwerk een bepaald kritiek debiet overschrijdt of;
- De totale hoeveelheid instromend water een bepaald kritiek volume overschrijdt waarbij er substantiële (overstromings)gevolgen aan de binnenzijde van de waterkering optreden.
De grondslag voor het kritieke debiet of het kritieke instromende volume is afhankelijk van specifieke sterkte-eigenschappen van een kunstwerk en de kenmerken van het achterliggende watersysteem. Bij dit laatste wordt gedoeld op het vermogen van het achterliggende watersysteem om een bepaalde hoeveelheid instromend water te bergen (komberging) zonder dat dit tot grote gevolgen leidt. Bij de sterkte-eigenschappen gaat het vooral om de sterkte van de binnendijks aanwezige bodembescherming. Indien deze bodembescherming de optredende stroomsnelheden niet kan weerstaan – op dit moment wordt de kritieke stroomsnelheid overschreden – ontstaat erosie van de bodembescherming. Dit kan leiden tot ontgrondingen, en daarmee uiteindelijk tot instabiliteit van het kunstwerk als geheel. Tussen het overschrijden van het kritieke debiet en het geheel bezwijken van het kunstwerk bevindt zich nog een bepaalde reststerkte. Deze kan in de bepaling van de faalkans (bezwijkkans) worden meegenomen.