Zoeken in deze site

STAP 3: Opzetten geometrie - Bijlage E Voorbeeldcase

Voor het toetsen van de macrostabiliteit van dwarsprofiel hm 78 wordt het EEM-model

2D PLAXIS v.9.0 toegepast, waarin een plane strain modellering is aangehouden.

  1. STAP 3a: Bepalen omvang van de mesh

    De geometrie van het dijklichaam is uit de MStab-berekeningen ten behoeve van een eerder uitgevoerde toetsing (zie figuur 2.3) afgeleid, en wordt in figuur 2.4 weergegeven. Daarbij zijn de begrenzingen van de mesh verder weggelegd dan in een klassieke glijcirkelberekening (zoals MStab), zodat deze geen invloed hebben op het resultaat. Dit heeft tot de mesh in figuur 2.7 geleid, waarvan in figuur 2.8 een detail van het dijklichaam wordt weergegeven.

    Voor de PLAXIS-mesh geldt in dit geval de volgende gegevens:

    • aantal elementen in de mesh: 2.335

    • gemiddelde elementgrootte in de mesh: 1,40 m

    • mesh-rand rivierzijde/polderzijde: -75 m/+100 m

    • mesh-rand onderzijde: -15 m

    635917393092282179Image_084_png

    Figuur 2.7: PLAXIS-mesh van dwarsprofiel hm 78

    635917393208072766Image_085_png

    Figuur 2.8: Detail PLAXIS-mesh van dwarsprofiel hm 78

    In §5 wordt (achteraf) de invloed van de mesh-randen op het resultaat worden geverifieerd.

  2. STAP 3b: Kiezen type element in relatie tot de laagopbouw

    De PLAXIS-mesh is opgebouwd uit 15-knoops elementen. Hierbij is een gemiddelde mesh- fijnheid aangehouden. Voor het dijklichaam en de ondergrond in de directe omgeving is een fijnere mesh aangehouden. Dit maakt het ten eerste mogelijk om dit deel van de mesh, waar de meeste vervormingen en spanningsveranderingen optreden, nauwkeuriger te analyseren.

    Ook wordt van deze onderverdeling gebruik gemaakt om de spanningsafhankelijkheid van het vervormingsgedrag meer werkelijkheidsgetrouw in rekening te brengen (zie §2.4.1).

    Om de hoogte/breedte verhouding van elementen niet te groot te laten worden, is binnen de relatief dunne bovenste kleilaag (Klei bruin) aan de rivierzijde ook een verfijning van de mesh toegepast. Tot slot is de veenlaag juist boven het diepe zand (Klei venig) aan de polderzijde ten behoeve van de geohydrologische modellering in twee sublagen onderverdeeld. Het onderste deel heeft een laagdikte gelijk aan de indringdiepte conform [TRWD 2004].

    De mesh-generatie heeft overigens niet tot problemen door bijvoorbeeld zeer dunne lagen geleid, aangezien de laagdikte in de MStab-geometrie over het algemeen groter dan 0,5 m is.

Bron

Analyse Macrostabiliteit Dijken met de Eindige Elementen Methode (1202121-012)

Hoofdstuk
Bijlage E Voorbeeldcase
Auteur
Bakker H., J. Breedeveld, H. Teunissen
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat Waterdienst
Verschijningsdatum
December 2011
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.