Schematisering
De uitkomst van een berekening is sterk afhankelijk van de grondopbouw, de parameters en de randvoorwaarden en de keuze en het gebruik van het rekenmodel. De grondwaterstroming is in principe een driedimensionaal verschijnsel. In die gevallen waarbij in één richting geen grote wijzigingen optreden in geometrie, grondparameters en randvoorwaarden, is een tweedimensionale schematisering verantwoord. Met name voor de regionale geohydrologie is een schematisering tot quasi-tweedimensionaal horizontaal verantwoord. In veel gevallen volstaat voor de modellering van de grondwaterstroming onder een dijk een quasi-tweedimensionale verticale aanpak.
Er dienen meerdere keuzen te worden gemaakt:
-
De keus voor de grondschematisering, de parameterwaarden, randvoorwaarden en vereenvoudigde processchematiseringen (tijdsafhankelijk gedrag);
-
De te beschouwen mechanismen en belastingcombinaties;
-
De keus voor het rekenmodel.
In veel gevallen komt een conservatieve schatting overeen met een hoge schatting van de waterspanningen. Dit is echter niet altijd het geval. In geval van onzekerheid is het verstandig een gevoeligheidsanalyse uit te voeren.
Berekeningen kunnen worden gebaseerd op extrapolatie (paragraaf 2.3.5), op analytische modellen (paragraaf 2.3.6 en 2.3.7) en op numerieke modellen (paragraaf 2.3.8).
Er zijn vele modellen en simulatieprogramma’s beschikbaar met ieder zijn specifieke voor- en nadelen. Derhalve wordt in de praktijk vaak een combinatie van modellen gebruikt. De in de praktijk meest gebruikte programma’s zijn in bijlage b4.8 genoemd.