Geavanceerde toetsing
De methoden die in de voorgaande paragrafen zijn behandeld, gelden in het algemeen voor eenvoudig te schematiseren situaties. In sommige gevallen zal dit niet voldoende zijn en moet een geavanceerder toetsing worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld mogelijk in de volgende situaties:
- de buitenwaterstand is sterk instationair, zoals bijvoorbeeld bij dijken in het getijdebebied;
- de geometrie of laagopbouw is niet uniform in de richting van de dijk of loodrecht op de dijk;
- aannemelijk is dat bij opdrijven geen opbarsten op zal treden.
Een geavanceerde toetsing zal in het algemeen door een deskundige gedaan moeten worden.
Instationariteit
De hoogwatergolf in het getijdegebied, en in iets mindere mate in het overgangsgebied, duurt relatief kort. Binnen een hoogwaterperiode zullen de waterspanningen binnendijks in deze gebieden daarom vrijwel nooit een stationaire waarde bereiken. De kans op opbarsten is hierdoor minder groot. Om het instationaire effect in rekening te brengen zijn grondwaterberekeningen nodig, al dan niet geijkt aan peilbuiswaarnemingen. Met name het programma WATEX biedt hiervoor de nodige mogelijkheden.
Behalve op opbarsten heeft instationariteit van de grondwaterstroming ook invloed het erosieproces. Er bestaat echter nog geen goed uitgewerkte methodiek om dit effect in rekening te brengen.
Niet uniforme grondopbouw
De diverse rekenregels zijn gebaseerd op een uniforme dikte van de watervoerende zandlaag zowel evenwijdig aan de dijk als loodrecht daarop. Bij een sterk wisselende dikte, of bij een zandlaag die niet als oneindig lang kan worden aangemerkt, is de methode niet meer geldig. Dit is ook het geval in situaties met kwelschermen die niet bij het uittreepunt zijn geplaatst en in situaties die niet meer als tweedimensionaal kunnen worden aangemerkt. Vooralsnog kan een inschatting worden gedaan, waarbij het uittreeverhang in de actuele situatie wordt vergeleken met een theoretische uittreeverhang in een geïdealiseerde situatie. Hiervoor zijn grondwaterstromingsberekeningen nodig.
Wel opdrijven, niet opbarsten
In sommige gevallen kan het aannemelijk zijn dat bij opdrijven geen opbarsten zal optreden, bijvoorbeeld bij een dikke samenhangende deklaag. Er is dan weliswaar geen opbarstkanaal, maar dat wil niet zeggen dat die situatie niet pipinggevoelig kan zijn. Tussen zandlaag en deklaag aan de binnendijkse zijde van de waterkering bevindt zich dan een dunne waterbel. Er dient voldoende kwelweglengte aanwezig te zijn om horizontaal transport van zandkorrels van onder de waterkering naar de waterbel te verhinderen. Voor de kwelweglengtecontrole kan uitgegaan worden van het verval tussen de buitenwaterstand en de grensstijghoogte onder de deklaag.