Botanische samenstelling
Inleiding
De botanische samenstelling van veen is een belangrijke classificatieparameter. Op de eerste plaats is de botanische samenstelling van belang voor de sterkte en de stijfheid van de plantenvezels; houtachtige vezels hebben andere eigenschappen dan grasachtige vezels. Op de tweede plaats kan door bepaling van de botanische samenstelling van het veen in een boring een beeld worden gevormd van de wordingsgeschiedenis van het veenvoorkomen. In combinatie met literatuurgegevens over de veenvorming in het gebied kan aldus een idee worden verkregen over de ruimtelijke variatie van de lagen. Het is op deze wijze mogelijk een geotechnisch profiel te reconstrueren, waarin niet alleen onderscheid wordt gemaakt naar zand-, klei- en veenlagen, maar waarin tevens het veen is onderverdeeld . Met behulp van het geotechnisch profiel kunnen vervolgens representatieve monsterlokaties worden vastgesteld.
De botanische samenstelling van organische gronden wordt beschreven in diverse classificatiesystemen. Een van de eerste classificatiesystemen is opgesteld door [von Post 1922] in Zweden. Dit systeem beschrijft botanische samenstelling, verweringsgraad, watergehalte, fijne en grove vezels en houtresten. Het von Post systeem is de basis van vele latere systemen [Hobbs, 1986], [Landva, Pheeney 1980].
Alle genoemde classificatiesystemen hebben gemeen dat er een zekere deskundigheid en ervaring nodig is om een goede beschrijving van het materiaal te kunnen geven.
Aanbevolen methode
In de Nederlandse venen komen in hoofdzaak de in tabel 3.4 genoemde botanische soorten voor. Voor classificatiedoeleinden is onderscheid naar de in tabel 3.4 genoemde plantensoorten voldoende.
Natuurlijk veen bestaat bijna altijd uit meerdere plantensoorten. In het normale Nederlandse spraakgebruik wordt eerst het bijbestanddeel genoemd en vervolgens het hoofdbestanddeel. Riet-zeggeveen bestaat dus voornamelijk uit zegge, terwijl riet als bijbestanddeel aanwezig is.
Tabel 3.4 Botanische soorten in Nederlands veen