Asfaltmastiek en gietasfalt zijn mengsels die bij verwerking vloeibaar zijn. De mate van vloeibaarheid (viscositeit) bepaalt het gedrag van deze mengsels bij verwerken. Voor het meten van de viscositeit van asfaltmastiek is de uitloopviscosimeter van Kerkhoven [31] ontwikkeld. Hiermee wordt de tijd gemeten waarin een bepaald volume asfalt uit het vat (Figuur 11-9) stroomt. Dit is een maat voor de viscositeit.
Omdat dit vat zich niet leent om gietasfalt (met grind) te meten is een hellingproef ontwikkeld. In deze proef vloeit een bepaald volume gietasfalt onder gestandaardiseerde omstandigheden over een helling (Figuur 11-10). De tijd die nodig is voor een bepaalde vloeiafstand is een maat voor de viscositeit. De hellingproef wordt ook gebruikt voor asfaltmastiek.
In de Standaard 2010 is de hellingproef opgenomen voor asfaltmastiek en gietasfalt. Niet alleen om de verwerkbaarheid vast te stellen, maar ook om de mengsels bij het vooronderzoek te ontwerpen.
Bovengenoemde proeven moeten vooral worden gezien als indicatieve testmethoden waarmee slecht verwerkbare mengsels worden voorkomen.
Figuur 11-9: Uitloopviscosimeter
Figuur 11-10: Hellingproef voor het bepalen van de viscositeit