Na de bepaling van de technische toepasbaarheid bestaat een volledig beeld van de bekledingstypen die in aanmerking komen voor elk gedeelte van het projectgebied (de ontwerpvakken en alle stroken daarbinnen). Tot aan dit stadium zijn alleen ja/nee- afwegingen gemaakt: voor elke locatie staat vast welke bekledingstypen al dan niet toepasbaar zijn. Op basis daarvan kunnen varianten worden samengesteld; die stap wordt in deze paragraaf behandeld. De afweging en keuze tussen deze varianten vindt later in het proces plaats op basis van plus/min-afwegingen (zie paragraaf 3.5).
De eerste stap is het maken van een tabel waarin voor elk ontwerpvak is aangegeven welke bekledingstypen in aanmerking komen, als samenvatting van de voorselectie in de voorgaande stappen van het ontwerpproces (§4.6.1). In aanvulling daarop moet in dit stadium de precieze beschikbaarheid van toplaagelementen in beeld worden gebracht, voor zover sprake is van hergebruik (§4.6.2). In de praktijk wordt de afweging vaak niet gemaakt op basis van een abstracte tabel van bekledingstypen, maar wordt per ontwerpvak een beperkt aantal dwarsprofielen samengesteld en uitgewerkt (§4.6.3). Deze dwarsprofielen moeten in ieder geval constructief in orde zijn; in de stap hierna wordt daarom ook de controle op afschuiving uitgevoerd, inclusief eventuele terugkoppeling met de andere faalmechanismen (STEENTOETS).