Zoeken in deze site

Plus/min-criteria - Voorbereiding

De plus/min-criteria zijn van toepassing op technische eisen en wensen (uitvoering en beheer), op eisen en wensen vanuit de omgeving (milieu, ecologie, landschap, cultuurhistorie en recreatie) en tenslotte op de kosten. Ze worden hieronder nader uitgewerkt.

Betonzuilen zijn stabieler dan rechthoekige blokken met dezelfde Dikte (D).

In het programma van eisen zal in het algemeen staan dat het ontwerp goed uitvoerbaar moet zijn. Hieruit volgen meestal geen ja/nee-criteria, maar vooral plus/min-critera die van belang zijn voor deze stap in het ontwerpproces: de afweging.

Machinale zetbaarheid: voorkeur voor betonelementen

Uit het oogpunt van doorlooptijd en (uitvoerings-)kosten is machinaal zetwerk in pakketten van meerdere elementen gunstiger dan machinaal zetwerk per element of handmatig zetwerk. Alle in aanmerking komende types betonelementen en regelmatige koperslakblokken kunnen in ieder geval op rechte stukken machinaal in pakketten worden geplaatst. Elementen van natuursteen zijn te onregelmatig gevormd voor plaatsing in pakketten: deze moeten individueel worden gezet. Dit gebeurt meestal handmatig en hiervoor zijn speciaal opgeleide steenzetters nodig. Hiervan zijn er (op dit moment) zo weinig beschikbaar, dat de doorlooptijd van werken een probleem kan zijn. Dit probleem kan worden beperkt door handmatig zetwerk alleen bovenin de bekleding toe te passen (mits de beschikbare elementen technisch toepasbaar zijn). Dat zorgt ervoor dat de voortgang van andere werkzaamheden zo weinig mogelijk wordt belemmerd en bovendien is er geen hinder van het eventuele getij.

Uitvoerbaarheid in scherpe bochten: handmatig zetwerk relatief gunstig

Betonblokken zijn niet goed toepasbaar als de dijk of dam een scherpe bocht maakt. Bij een bochtstraal van 100 m is er geen probleem, maar bij scherpere bochten kan de uitvoerbaarheid van betonblokken problemen geven. Tussen de verschillende typen betonzuilen bestaan uit dit oogpunt kleine verschillen, maar voor alle typen zijn speciale voorzieningen ontwikkeld om ze in scherpe bochten uit te kunnen voeren. Voor typen die ook op rechte stukken handmatig worden gezet (natuursteen en restproducten) maakt het nauwelijks verschil of het om een rechtstand of een bocht gaat. Als deze typen beschikbaar en toepasbaar zijn, is het daarom relatief gunstig om ze in bochten toe te passen.

In het programma van eisen zal meestal staan dat in het ontwerp rekening moet worden gehouden met bereikbaarheid en begaanbaarheid van de constructie en waarneembaarheid en repareerbaarheid van schade. Ook kan het voorkomen van vandalisme een aandachtspunt zijn. Hieruit kunnen ja/nee-criteria volgen, maar in de praktijk betreft het meestal plus/min-criteria, die van belang zijn voor deze stap in het ontwerpproces: de afweging.

Betreedbaarheid

Betreedbaarheid vanuit het oogpunt van beheer verschilt van betreedbaarheid voor recreatief medegebruik. Voor het beheer is het van belang dat de gehele bekleding voldoende betreedbaar is. Op grond van dit criterium is overlaging met breuksteen ongunstig.

Waarneembaarheid van schade

Het is voor de beheerder belangrijk dat initiële schade aan de dijk of dam zo snel mogelijk waarneembaar is, zodat hij nog gelegenheid heeft om maatregelen te nemen. In de praktijk is het vooral belangrijk dat uitspoeling van basismateriaal of zettingen van de ondergrond zo snel mogelijk waarneembaar zijn. Hiervoor moet een toplaag twee eigenschappen hebben: flexibiliteit en vlakheid van de bovenkant.

In principe zijn alle steenzettingen flexibel, alhoewel de gewelfwerking ervoor zorgt dat zakkingen met een oppervlakte kleiner dan enkele m2 in veel gevallen niet zichtbaar zullen zijn. De flexibiliteit wordt beperkt als de samenhang tussen de elementen toeneemt (door inwassen, penetratie of inzanding).

De vlakheid van de bovenkant van de toplaag kan eventueel een probleem zijn bij hergebruik van elementen van natuurlijk materiaal (basalt, graniet) waarbij de elementhoogte varieert. Traditioneel worden deze typen gezet met een vlakke bovenkant van de toplaag. Dit is gunstiger voor de waarneembaarheid van schade. Anderzijds is het

vanuit constructief oogpunt gunstiger om de onderkant van de elementen vlak te houden. Bij een vlakke onderkant is de dikte van de granulaire laag constant, waardoor met een kleinere, gunstigere waarde van de laagdikte kan worden gerekend.

Ook geldt bij een gelijke onderkant, dat het zichtbaar is waar de kortere zuilen zitten. Er kan dan ingegrepen worden als juist daar veroudering optreedt. Het nadeel dat verzakkingen niet meer zichtbaar zijn, weegt voor de meeste beheerders echter zwaarder. Daarom wordt geadviseerd om een gelijke bovenkant aan te houden.

Repareerbaarheid

Schade aan de bekleding moet zo eenvoudig mogelijk en zo goed mogelijk kunnen worden gerepareerd. De keuze van het toplaagtype kan hierop invloed hebben. Voor de beheerder kan het belangrijk zijn dat de toplaag machinaal in pakketten herzetbaar is (bijvoorbeeld in geval van reparatie). Dit is natuurlijk niet het geval voor bekledingen van natuursteen en restproducten, maar ook bekledingen van niet-uniforme betonelementen kunnen, eenmaal machinaal geplaatst, slechts moeizaam en per element machinaal worden herzet.

Milieu is meestal geen criterium in de afweging per vak: bekledingstypen die uit milieutechnisch oogpunt afvallen, zijn meestal niet toepasbaar in het gehele projectgebied (zie §5.1.1). Milieutechnisch is het wel gewenst zo veel mogelijk materialen te hergebruiken.

Als de begroeibaarheid van de nieuwe bekleding een onderdeel is van het programma van eisen, kan ecologie een belangrijk criterium zijn in de afweging. De m.e.r.-procedure kan hierbij als kader gelden. Vaak zal de relatie van belang zijn met de begroeiing op de gehele dijk, zie de Leidraad Zee- en Meerdijken [6].

Als begroeibaarheid van belang is, kunnen ecologen voor grote projecten een klassenindeling maken (bijvoorbeeld van 'slecht' naar 'zeer goed', zie ook §4.1.2). Met deze klassen worden zowel de eisen per locatie als de eigenschappen van de bekledingstypen uitgedrukt. Op basis daarvan zijn verschillende bekledingstypen meer of minder geschikt voor een bepaalde locatie. Zie het voorbeeld in hoofdstuk 8 voor een concrete uitwerking.

Als deze onderwerpen worden behandeld in het programma van eisen, kunnen ze een criterium zijn in de afweging. De m.e.r.-procedure geldt hierbij meestal als kader.

In de praktijk volgen uit deze criteria meestal geen harde eisen, maar eerder wensen. Op basis daarvan zijn verschillende bekledingstypen meer of minder geschikt voor een bepaalde locatie. In Deel 1 van deze Handreiking Dijkbekledingen [30] zijn deze aspecten verder uitgewerkt.

Kosten zijn vaak een belangrijk criterium voor de keuze van een bekledingstype. Die keuze bepaalt niet alleen de investeringskosten, maar heeft ook grote invloed op kosten die later worden gemaakt (beheer en onderhoud, verwijdering na de levensduur).

In theorie moet de kostenafweging van de bekledingstypen worden gemaakt op basis van de gekapitaliseerde kosten gedurende de volledige levensduur, zie Keuzemodel kust- en oeverwerken [7]. In de praktijk wordt echter vooral gewerkt met de kosten van aanleg. Deze zijn in het algemeen sterk overheersend, terwijl de overige kosten (zoals onderhoud) bij steenzettingen relatief laag zijn en niet veel van elkaar verschillen.

Het is niet goed mogelijk om in deze Handreiking absolute getallen op te nemen voor de kosten per bekledingstype. Daarvoor zijn de kosten te zeer afhankelijk van de omstandigheden. Wel kan een indicatie worden gegeven van de verhouding tussen de aanlegkosten van de typen in vergelijkbare omstandigheden. Daarbij kunnen drie duidelijk verschillende categorieën worden onderscheiden:

  • Machinaal per pakket zetten van nieuwe elementen (meestal betonzuilen);

  • Machinaal per pakket zetten van bestaande elementen (meestal betonblokken);

  • Handmatig of machinaal per element zetten van bestaande elementen (meestal basaltzuilen).

Het handmatig of machinaal per element zetten van nieuwe elementen komt in de praktijk alleen op kleine schaal voor bij aansluitingen en overgangen.

De aanschaf van de elementen is overheersend voor de kosten; daarom is een bekleding van nieuwe elementen (die machinaal worden gezet) duidelijk het duurst. Uitgaand van dezelfde sterkte is een bekleding van bestaande elementen die machinaal per pakket worden gezet, een factor zes à acht goedkoper. Een bekleding van bestaande elementen die per element worden gezet is ongeveer een factor drie goedkoper dan een bekleding van nieuwe elementen die machinaal per pakket worden gezet.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 2: Steenzettingen (HDD2)

Hoofdstuk
Voorbereiding
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.