Zoeken in deze site

Overlaging van een bestaande constructie - Dimensioneren

Bij reconstructie of verzwaring van dijkbekledingen kan het overlagen van de bestaande constructie een goed alternatief zijn voor het compleet vervangen van de constructie. Met de volgende varianten is onder meer in Zeeland ervaring opgedaan:

  • Losse breuksteen;

  • “Vol en zat” gepenetreerde breuksteen;

  • Patroon gepenetreerde breuksteen

  • Waterbouwasfaltbeton;

  • Open steenasfalt.

    Een overlaging van losse breuksteen wordt niet in dit deel van de Handreiking behandeld. Hiervoor wordt verwezen naar het deel 4 van deze Handreiking: Breuksteenbekledingen [88]. Naast de genoemde bekledingstypen zijn in principe ook overlagingen met andere typen mogelijk. In deze paragraaf is aangegeven waar bij het ontwerp van een overlaging rekening mee moet worden gehouden.

    Bij het bepalen van de laagdikte van een overlagingsconstructie worden dezelfde ontwerpregels gehanteerd als bij een nieuwe constructie. Als er een gesloten constructie ontstaat die op wateroverdrukken moet worden gedimensioneerd en de hechting tussen de overlaging en de onderliggende constructie volledig en duurzaam is, dan mag het gewicht van de onderliggende constructie worden meegenomen bij het dimensioneren op wateroverdrukken.

    Indien een asfaltbekleding als overlaging op een bestaande constructie wordt aangebracht, is een goede hechting aan de onderlaag van groot belang. Daarom moet het oppervlak waarop de overlaging wordt aangebracht schoon zijn. Er mogen geen zand, slib of bijvoorbeeld plantenresten tussen de oude en nieuw aan te brengen bekleding zitten.

    Bij een overlaging van gepenetreerde breuksteen moet worden voorkomen dat er holten ontstaan tussen de oude en nieuwe bekleding. Als een overlaging van waterbouwasfaltbeton wordt aangebracht op een oude onderlaag van asfaltbeton, bijvoorbeeld nadat er vakken met aangetast asfaltbeton zijn weggefreesd, is het van belang dat de kwaliteit van de onderlaag goed is. Het oude asfaltbeton mag niet gestript zijn, want in dat geval zal de hechting van de nieuwe laag beperkt blijven tot de bovenste korrels van de onderlaag. Dit is geen duurzame hechting, waardoor er eenvoudig water kan dringen tussen beide lagen. Hierdoor kan de

    nieuwe toplaag bij hoogwater van de oude laag worden afgedrukt. Voor een goede hechting wordt altijd een kleeflaag toegepast.

    Een gesloten bekleding op een open filterlaag levert een minder gewenste constructie op en moet in principe worden vermeden. Als toch wordt gekozen voor deze constructie is het van belang dat wordt voorkomen dat het filter aan de bovenzijde van de overlaging kan vollopen. Dit kan worden voorkomen door het aanleggen van een zogenaamd waterslot; een afdichtende laag die voorkomt dat er water via de bovenzijde in het filter kan lopen. Een voorbeeld hiervan is gegeven in Figuur 4-5 (In de afbeelding geeft de stippellijn de grens aan tussen de bij de veiligheidstoetsing onvoldoende beoordeelde bekleding enerzijds en de goed beoordeelde of nieuwe bekleding anderzijds).

    636149733561450577Image_040_gif

    Figuur 4-5: Een waterslot ter voorkoming van wateroverdrukken in de filterlaag

    Als een gesloten bekleding direct op een filterlaag wordt aangelegd en deze filterlaag aan de onderzijde in direct contact staat met het buitenwater, kunnen door golfbewegingen (dynamische) waterdrukken in het filter ontstaan. Die leiden op den duur mogelijk tot schade aan de overlaging. Daarom heeft het de voorkeur dat bij overlaging van een steenbekleding op een filter, de steenbekleding gehandhaafd blijft en dat een goede hechting tussen de steenbekleding en de overlaging wordt gerealiseerd. Hierdoor is het gewicht van de constructie die weerstand biedt tegen de waterdruk groter en zal schade ten gevolge van waterdruk in het filter worden voorkomen.

    Een bekleding van waterbouwasfaltbeton is vergeleken met “vol en zat” gepenetreerde breuksteen en open steenasfalt, gevoeliger voor scheuren. Bij een gebruikelijke constructie van waterbouwasfaltbeton op zand of een fundering speelt dit geen rol. Het overlagen (ingieten) van een gezette steenbekleding met waterbouwasfaltbeton kan leiden tot reflectiescheuren in het waterbouwasfaltbeton (voor achtergronden over ingegoten steenzettingen zie §0). Dit wordt veroorzaakt doordat er op de plek van de voegen van de steenbekleding spanningsconcentraties in het asfaltbeton kunnen optreden die leiden tot scheuren. Om reflectiescheuren te voorkomen kan een wapening worden toegepast. Bij het overlagen van een oude asfaltbetonbekleding kan een SAMI-laag (Stress Absorbing Membrane Interlayer) worden toegepast.

    Voor een snelle begroeiing en aanhechting van waterplanten wordt een constructie van gepenetreerde breuksteen tot 5 centimeter onder de toppen van de stenen gepenetreerd om zogenaamde waterpockets te creëren. Daarnaast kan het nog warme gietasfalt worden afgestrooid met een bij voorkeur poreuze steensoort zoals lavasteen. Dit wordt vooral in de getijzone toegepast om de vestiging van kleine plantensoorten te bevorderen. Het afstrooien met basalt kan de aangroei van korstmossen bevorderen. Boven de tijzone wordt geen winst van afstrooien verwacht.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 3: Asfaltbekledingen (HDD3)

Hoofdstuk
Dimensioneren
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Inhoudsopgave

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.