Microstructuur
Behalve de hiervoor besproken vorming van bodemstructuur beïnvloedt het veranderen van het watergehalte ook de zogenaamde microstructuur van klei. De microstructuur betreft de ruimtelijke ordening van de individuele kleinere en grotere gronddeeltjes. Door het afnemen van het watergehalte van een grijze of blauwe klei, of van minerale baggerspecie, komen de deeltjes zeer dicht bijelkaar te liggen. Door die dichtere pakking wordt de binding tussen de deeltjes zeer hecht, waardoor ze nog maar weinig uiteen kunnen wijken als de klei weer nat wordt. Het effect van deze dichte pakking wordt aanzienlijk versterkt door de aanwezigheid van de cementerende stoffen die in paragraaf 3.1 zijn besproken. Een herhaalde wisseling van watergehalte versterkt de dichte rangschikking van deeltjes waardoor de klei steviger wordt.
In het algemeen is klei binnen één zomerseizoen na ontgraven reeds aanzienlijk steviger door de veranderingen in samenstelling en microstructuur. De aggregaten in een klei in dijkbekledingen hebben na enige jaren een schuifsterkte van vaak meerdere MPa (cu-waarde met laboratorium vinproef)- Klei in de onverzadigde zone in de kern heeft binnen enige jaren een ongedraineerde schuifsterkte van vaak veel meer dan 100 kPa. Fijnkorrelige minerale baggerspecie kan binnen 2 tot 4 jaar tot een stevige klei worden omgevormd door het in contact te brengen met de atmosfeer. De veranderingen die daarbij in baggerspecie en grijze of blauwe klei optreden, worden vaak met de term 'rijpen' aangeduid. De effecten van de verandering van microstructuur worden voor gerijpte klei bij intensief kneden weer teniet gedaan.