Erosie van de onderlagen: de erosiebestendigheid van de klei, uitgedrukt in de categorieën ‘goed’/ ‘erosiebestendig’ (c1), ‘matig erosiebestendig’ (c2) en ‘weinig erosiebestendig’ (c3), speelt een rol in de gedetailleerde toetsing.
De erosiebestendigheidscategorie volgt uit de plasticiteitsindex Ip, de vloeigrens Wl, het zandgehalte Zk en het kalkgehalte.
Voor de categorie ‘goed’ moet worden voldaan aan elk van de volgende vier eisen:
- Wl > 45%
- Ip > 0,73x(Wl-20)%;
- Zk < 40%;
- kalkgehalte < 25%.
Voor de categorie ‘matig’ hoeft de vloeigrens Wl niet kleiner dan 45% te zijn, maar moet wel voldaan zijn aan elk van de volgende drie eisen:
-
Ip > 18%;
-
Zk < 40%;
-
kalkgehalte < 25%.
In alle andere gevallen moet de categorie ‘weinig erosiebestendig’ worden aangehouden. In het Technisch Rapport Klei voor Dijken [3] en Deel 5 Grasbekledingen van deze Handreiking [34] wordt verder ingegaan op de erosiebestendigheid van klei.
Wijze van bepaling
Archiefgegevens zijn alleen betrouwbaar voor deze parameter als de proeven tamelijk recent zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld minder dan vijf jaar geleden). Overigens moet dit per geval worden bekeken.
Als toetsing op erosie van de onderlagen nodig is, zal de erosiebestendigheidscategorie moeten worden bepaald met laboratoriumonderzoek op boringen.
Representatieve waarden en nauwkeurigheid
De in het laboratorium vastgestelde waarden kunnen rechtstreeks worden gebruikt voor de vaststelling van de erosiecategorie.