Zoeken in deze site

Eerste selectie - Voorbereiding, inventariseren functies en eisen

De volgende stap in het ontwerpproces is het maken van een eerste selectie van mogelijke bekledingstypen. Een onderdeel hiervan is de beoordeling van de mogelijk toepasbare asfalttypen. Deze selectie van asfalttypen in een bepaalde zone vindt plaats op basis van de uitvoeringsmogelijkheden. Zodoende worden onuitvoerbare alternatieven uitgesloten en wordt het aantal bekledingsvarianten in een vroeg stadium beperkt. In Tabel 3-2 is aangegeven of de asfalttypen op uitvoeringstechnische gronden toepasbaar zijn in de eerder aangegeven hydraulische zones. Daarnaast wordt een voorkeur aangegeven, gebaseerd op praktische ervaringen in relatie tot de functie waterkeren. Er is in de tabel onderscheid gemaakt tussen een dichte en een open bekleding, vooruitlopend op de vraag of wateroverdrukken onder de bekleding acceptabel zijn of niet. Onder wateroverdrukken moet worden verstaan opwaartse grondwaterdrukken die de bekleding willen opdrukken. Bij een dichte bekleding treden wel wateroverdrukken op en dient hierop gedimensioneerd te worden; bij open bekledingen zijn geen wateroverdrukken onder de bekleding mogelijk.

Tabel 3-2: Mogelijke asfalttypen per hydraulische zone

636149729747863335Image_019_jpg

In deze tabel betekent ‘o’ dat het betreffende asfalttype toepasbaar is vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid. Een ‘+’ betekent dat het asfalttype als toplaag normaal gesproken in deze zones wordt toegepast. Zandasfalt is vaak toegepast als onderlaag bij open steenasfalt.

Bij het afwijzen van asfaltmastiek in de hogere zones is er op voorhand vanuit gegaan dat het talud te steil is (zie Tabel 3-4). Gepenetreerde breuksteen is niet geschikt om als flexibele teenbescherming tegen ontgrondingen te dienen.

Bij “vol en zat” gepenetreerde breuksteen mag niet op 100% waterdichtheid worden gerekend. Wel moet het als waterdicht (dus ook op wateroverdrukken) worden gedimen- sioneerd.

Rivierdijken worden meestal bekleed met gras en klei. Alleen bij relatief hoge belastingen worden harde materialen zoals asfalt toegepast. Bij zeedijken wordt meestal minder dan de helft van de golfoploopzone bekleed met een harde bekleding zoals asfalt. Het bovenste deel wordt bekleed met gras op klei. Voor het toepassingsgebied van een grasbekleding wordt verwezen naar het deel Grasbekledingen van deze Handreiking [89].

Een andere uitvoeringsafhankelijke variabele is de taludhelling. Niet iedere asfaltsoort kan op een talud worden aangelegd. Sommige asfaltsoorten hebben hiervoor een te lage viscositeit (asfaltmastiek). Bij waterbouwasfaltbeton, dat moet worden verdicht, wordt de maximale taludhelling begrensd door de inzetbaarheid van zwaar materieel op het talud. In tabel 3-4 is de maximale steilheid van de taludhelling aangegeven [16]

Tabel 3-4: Mogelijke taludhellingen

asfaltsoort

Maximale steilheid talud

Asfaltbeton

1:1,7; in wateroverdrukkenzone maximaal 1:31)

Gepenetreerde breuksteen

onder water

1:1,7; in wateroverdrukkenzone maximaal 1:31) 2)

boven water

1:3, 1:1,5 mogelijk na aanpassingen van mengsel en verwerkingstechniek3)

Asfaltmastiek

onder water

1:7

boven water

1:10

Open steenasfalt

in situ

1:1,5

mat

1:1, bovenzijde mat verankeren bij taluds 1:2 en steiler

4)

zandasfalt

ca. 1:2,5 als weinig vervormingen toelaatbaar zijn ca. 1:1,5 als vervormingen niet relevant zijn

1) De taludhelling van 1:3 is een indicatieve waarde. De maximale taludhelling moet nauwkeurig worden vastgesteld door het bepalen van de grondmechanische stabiliteit van het buitentalud en de stabiliteit van het mengsel.

2) Onder water wordt meestal asfaltmastiek toegepast, gietasfalt kan onder voorwaarden worden

toegepast.

3) Het gietasfalt dient in dit geval in meerdere lagen te worden aangebracht. Bij het in één keer aanbrengen van een te grote hoeveelheid gietasfalt vloeit een groot deel hiervan naar beneden weg.

4) De sterkte van het geotextiel moet voldoende zijn omdat de mat gedeeltelijk aan het geotextiel hangt.

Daarnaast mag de rek van het geotextiel bij de opgelegde belasting niet groter zijn dan die in het asfalt.

Deze eerste keuze geeft per zone één of meerdere mogelijke asfaltbekledingen.

Zo is voor de ontwerper snel vast te stellen aan de hand van het dwarsprofiel van het te bekleden dijktype welke asfaltsoorten mogelijk zijn. Voor het verdere ontwerp moeten in de volgende fase de functionele eisen worden bepaald waaraan de asfaltbekleding moet

voldoen. Deze functionele eisen dient de ontwerper zelf vast te stellen aan de hand van de volgende paragrafen.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 3: Asfaltbekledingen (HDD3)

Hoofdstuk
Voorbereiding, inventariseren functies en eisen
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.