Zoeken in deze site

Bestekseisen volgens RAW-systematiek (vervolg) - Bijlagen

TOELICHTING TECHNISCHE BEPALINGEN KLEI

1 Paragraaf 22.02 'Eisen en uityoering'

Artikel 22.02.21: Klei, verwerking

Zoals in punt 2.8 van de 'Toelichting klei' reeds is uiteengezet is klei met een te hoog vochtgehalte niet meer te verwerken. Daarom moet worden voorkomen dat op ondergronden waarop klei moet worden aangebracht grote plassen water (lid 02) of lagen sneeuw (lid O I) aanwezig zijn. De klei mag evenmin bevroren zijn; verdichten is dan niet goed mogelijk.

Het gestelde in lid 03 moet voorkomen dat de klei te sterk wordt verdicht, waardoor plaatvorming, versmering en verkneding zou kunnen optreden, hetgeen ten koste gaat van de structuur. Bovendien verloopt in dat geval de doorworteling zeer moeizaam en langzaarn.

Het aanbrengen van klei in lagen van maximaal 0,40 m (lid 04) heeft te maken met het feit dat het verdichten met een bulldozer nauwelijks meer effect heeft bij een grotere laagdikte. Klei die aangevoerd wordt op een werk bestaat uit losse brokken en kluiten, waarvan de afmetingen afhankelijk zijn van de sarnenstelling, de vochttoestand en de wijze van winning. De bedoeling van het verdichten is dat de grote pori!!n en holten tussen de brokken zoveel mogelijk worden dichtgedrukt.

Ten aanzien van de bepaling van de dichtheid van de verdichte klei (lid 05) moet in dit verband het volgende worden opgemerkt. Het bepalen van de dichtheid dient bij een fijnkorrelig materiaal als klei te gebeuren overeenkomstig proef 4.4 van de Standaard 1995, de steekringmethode.

Artikel 22.02.22: Klei, watergehalte

De hier gestelde eis onderstreept nog eens het belang van het juiste watergehalte op het moment van verdichten. Voor achtergrondinformatie wordt verwezen naar de toelichting bij 'Eigenschappen van klei'.

2 Paragraaf 22.03 'lnformatie-overdracht'

Artikel 22.03.21: Klei, leverantie

Het bepaalde in lid O I gaat uit van te leveren klei.

Het beschikken over informatie met betrekking tot de herkomst van de te leveren klei is van belang in verband met de kwaliteitscontrole door de directie. Eventueel aanwezige ervaringskennis over betreffende wingebieden geeft een indicatie over de te verwachten kwaliteit en variatie daarvan.

Verder is het van belang om over informatie te beschikken met betrekking tot de wijze van (een selectie­ ve) winning, de wijze van transport, overslag en opslag in verband met de kans op optreden van veront­ reinigingen en eventuele bewerkingen van de klei.

Het bepaalde in lid O I is niet van toepassing als de klei door de opdrachtgever in een depot of in de winplaats ter beschikking wordt gesteld. Het omgekeerde is dan het geval; de desbetreffende informatie dient in (Deel 3 van) het bestek te worden aangegeven. In dat geval wordt de in het depot of in de winplaats nader aangewezen klei geacht te zijn goedgekeurd (par. 18 lid 01 van de U.A.V. 1989). De resultaten van het eerder verricht desbetreffende onderzoek kunnen ter informatie in het bestek worden opgenomen; zij dienen dan als referentie voor de kwaliteit van de klei vanaf het moment van winning. Het bepaalde in lid 02 blijft, ook als de klei door de opdrachtgever ter beschikking wordt gesteld, onverkort van kracht.

Artikel 22.03.22: Klei, vooronderzoek

Het systeem van bet overleggen van gegevens van een vooronderzoek met betrekking tot te leveren klei is gericbt op de bebeersing van de kwaliteit die volgens de gestelde eisen wordt gedefinieerd. Het systeem vertoont gelijkenissen met kwaliteitssystemen bij certificering, zij bet dat geen onafhankelijke derde partij als onderzoeker betrokken boeft te zijn. Het gaat uit van de verantwoordelijkheid van de aannemer voor de kwaliteit van de te leveren klei.

Het verstrekken van de gegevens van bet onderzoek naar de gescbiktheid van de winplaats van de te leveren klei (artikel 22.07.23 lid 01), aangevuld met de verstrekte resultaten van de door de aannemer te verricbten bedrijfscontrole in de fase na de winning (artikel 22.03.23), dient voldoende zekerbeid te geven omtrent de kwaliteit op bet moment van aanbrengen, waardoor de kans op afkeuring van reeds aang­ ebracbt materiaal wordt verkleind.

Artikel 22.03.24: Klei, beoordeling van de verstrekte gegevens

De bezwaren kunnen diverse aspecten inhouden zoals:

  • het niet voldoen aan de eisen;
  • de duidelijkheid en volledigheid van de gegevens;
  • contradicties tussen de onderzoeksresultaten van bet vooronderzoek en de onderzoeksresultaten van de bedrijfscontrole tijdens de verwerking.

De bezwaren kunnen leiden tot aanvullend onderzoek of afwijzen van bet materiaal of winplaats.

Artikel 22.03.25: Klei, bewijs van oorsprong

Het bewijs van oorsprong maakt controleerbaar of de aangevoerde klei afkomstig is uit een wingebied waarvan door de directie geaccepteerde gegevens van een vooronderzoek aanwezig zijn.

De spreiding in de resultaten van de diverse onderzoeken van de klei en de marges ten opzicbte van de eisen zijn voor de directie van belang om bet beleid ten aanzien van keuring na aanvoer te bepalen.

In sub c is aangegeven dat bet bewijs van oorsprong in dat geval een verwijzing naar de bedrijfscontrole van 'de producent' moet bevatten. Met andere woorden: de bebeersing van de kwaliteit van de klei op de winplaats moet desgevraagd worden aangetoond.

4 Paragraaf 22.05 'Bi jbeborende verplicbtingen'

Artikel 22.05.2 I: Klei, monsterneming en -bebandeling

Tot de bijbeborende verplicbtingen beboort niet enkel bet nemen van de monsters, maar ook bet op de juiste wijze bebandelen (verpakken en vervoeren) van de monsters.

Bij een vooronderzoek (lid O J ) beboort vanzelfsprekend ook daartoe bet onderzoeken van de monsters. Bij keuring na aanvoer (lid 02) wordt bet onderzoek verricbt door de directie.

Artikel 22.05.22: Klei, bedrijfscontrole

Ats door middel van bet vooronderzoek blijkt dat de winplaats voldoende klei van voldoende kwaliteit bevat, kan de aannemer beginnen met de winning. Vanaf dat moment is de aannemer verantwoordelijk voor bet beboud van deze kwaliteit. Als bijbeborende verplicbting is dan ook opgenomen dat bij in dat opzicht bedrijfscontrole verricbt (lid 02 en 03). Hij dient de directie in de gelegenbeid te stellen de bedrijfscontrole te volgen (lid O I ) en de resultaten van de onderzoeken aan de directie ter bescbikking te stellen (lid 04).

Het op bet werk bebben van een eigen laboratorium wordt niet standaard voorgeschreven. Het is ter beoordeling aan de aannemer waar bij de onderzoeken verricbt c.q. laat verrichten.

5 Paragraaf 22.06 'Bouwstoffen'

Artikel 22.06.21: Klei, eisen algemeen

Als de aannemer de klei moet leveren, moet deze voor wat betreft de kwaliteit aan de in dit artikel genoemde eisen voldoen op het moment van aanvoer (bet formele keuringsmoment). De aannemer dient dit via de resultaten van de bedijfscontrole aan te tonen.

In het geval de directie besloten heeft om zelf keuringsonderzoeken te (laten) verrichten, kan de directie met betrekking tot de eisen onder lid 01 en 02 in de regel binnen zes uur na aanvoer van de lading klei een uitspraak doen (zie artikel 22.07.24 lid 02). Voor wat betreft de zinsnede 'of chemisch te bepalen verontreinigingen' moet worden opgemerkt dat in de regel mag worden uitgegaan van het feit dat deze verontreinigingen niet aanwezig zijn, omdat dit bij de vooronderzoeken al zou zijn gebleken. Bovendien moet worden uitgegaan van het feit dat de klei voldoet hetzij aan de sarnenstellingseisen als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit, hetzij aan de grenswaarden van de IPO-interimregeling.

Keuring van de eisen onder de!eden 03, 04 en 05 vergt enkele dagen tijd.

6 Paragraaf 22.07 'Meet- en verrekenmethoden'

Artikel 22.07.22: Klei, aantal monsters en aantal monsters per verzamelmonster

Bij het vooronderzoek (lid 02) mogen voor het bepalen van de klei-categorieen geen niengmonsters worden gebruikt. De reden hiervan is dat bij het vooronderzoek een indruk verkregen dient te worden van de spreiding van de eigenschappen in de winplaats. Op basis van dit (voor)onderzoek kan eventueel besloten worden selectief te ontgraven naar kleicategorieen.

In lid 04 is een regeling vastgelegd voor de gevallen dat op grond van een visuele beoordeling getwijfeld wordt aan de kwaliteit van een deel van een aangevoerde partij klei. De partij klei moet dan worden gesplitst in deelpartijen.

Artikel 22.07.23: Klei, vooronderzoek

Op basis van de verstrekte gegevens bepaalt de directie of zij het vertrouwen heeft dat de aannemer tijdig de benodigde hoeveelheid klei van voldoende kwaliteit zal kunnen leveren en verleent op grond hiervan een voorlopige goedkeuring, onder voorbehoud dat de kwaliteit in de werkfase na ontgraving gehandhaafd blijft.

De in de verklaring op te nemen onderzoeksgegevens (zie lid 02) kunnen gebaseerd zijn op een onderzoek dat ten behoeve van het onderhavige bestek door de aannemer zelf of door een door hem ingeschakeld laboratorium is verricht. Het kunnen echter ook de resultaten zijn van reeds eerder uitgevoerd onderzoek door de eigenaar van de kleiwinplaats, in deze context 'de producent' genoemd. Hoe het ook zij, de aannemer draagt de voile verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van het onderzoek, niet alleen wat zijn eigen (voor)onderzoek betreft maar ook ten aanzien van de reeds beschikbare onderzoeksgege­ vens.

Artikel 22.07.24: Keuring klei na aanvoer

Zoals in de toelichting bij artikel 22.03.22 reeds is opgemerkt, geeft het onderzoeken van de kwaliteit van het materiaal in de winplaats, aangevuld met een bedrijfscontrole van de aannemer in de werkfase vanaf de ontgraving, als standaardregeling een vrij grote mate van zekerheid. Bovendien heeft deze methodiek het voordeel dat de kans op ongewenst oponthoud in de werkvoortgang tot een minimum word! verkleind.

Desondanks kan de directie besluiten steekproefgewijs zelf keuringen te verrichten na aanvoer van de klei.

Om de aannemer een indruk te geven met hoeveel stagnatie en inspanningen voor monstememing hij rekening dient te houden, is bet aantal keuringen, dat de directie in dit verband voomemens is uit te voeren, in (Deel 3 van) het bestek vermeld. In het genoemde aantal keuringen zijn uiteraard niet begrepen de keuringen, waarbij de aangevoerde lading klei door de directie werd afgekeurd.

Er kunnen bovendien situaties zijn dat de directie op grond van een visuele beoordeling twijfelt aan de kwaliteit van een aangevoerde partij klei, ondanks afgegeven gegevens met betrekking tot vooronderzoe­ ken (zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 22.06.21 en 22.06.22).

Het tijdig kennen van het tijdstip en de plaats van aanvoer stellen de directie en aannemer in dat geval in de gelegenheid de keuring van de lading voor te bereiden, zodat tijdig daartoe benodigd personeel, materieel en hulpmiddelen beschikbaar zijn. Een eerste beoordeling van de klei na aanvoer beperkt zich normaliter tot een visuele inspectie van de aangevoerde hoeveelheid klei, waarbij gelet wordt op vreemde bestanddelen zoals hout, boomstronken, puin en andere verontreinigingen. Verder wordt de klei beoor­ deeld op (extreme) verkleuringen en op een mogelijke sterk afwijkende geur, hetgeen zou kunnen wijzen op chemische verontreinigingen. Zo nodig wordt ook gelet op de al of niet aanwezigheid van zandconcen­ traties. Ladingen klei die voor 12.00 uur aankomen worden ten aanzien van deze eisen nog dezelfde dag gekeurd. Ten behoeve van de keuringen op het gehalte organisch stof, het massaverlies bij een zoutzuur­ behandeling, het gehalte aan natriumchloride en de mate van erosiebestendigheid worden monsters genomen; de aannemer verleent hierbij de nodige hulp.

De resultaten van deze keuringen zijn meestal nog niet bekend als de klei verwerkt wordt.

De kosten van de keuring(sonderzoeken) zijn voor rekening van de opdrachtgever behoudens in de gevallen dat de lading klei wordt afgekeurd.

.

Bron

Technisch Rapport Klei voor Dijken (TR17)

Hoofdstuk
Bijlagen
Auteur
Technische Adviescommissie voor Waterkeringen
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Verschijningsdatum
Mei 1996
PDF