Gebruik (niet)-stationaire grondwaterstromingsmodellen - Bijlage 2 p27
Evaluatie peilbuiswaarneming bij een dijk met voorland
In 1986 is in de Oosterschelde de stormvloedkering in bedrijf gesteld. Tijdens een sluitoperatie zal de waterstand in de zeearm stagnant worden. Dit is een andere belastingsituatie voor de aanwezige dijken. In april 1987 (Weijers, 1988) is tijdens zo'n sluitoperatie en tijdens normale getijde een peilbuismeting uitgevoerd bij een dijk op Tholen (figuur 2C.4)
Figuur 2C.4. Meetopzet dijkvak te Tholen bij St. Annaland.
Een bijzonderheid van de meetopstelling is dat er ook gebruik is gemaakt van waterspanningsmeters net boven het grensvlak zand-klei in het achterland. De peilbuismeting voor getijdebeweging (13-uursmeting) leverde informatie op voor de parameters in het voorland en in het achterland, door respectievelijke peilbuizen 1 en 2 en peilbuizen 3, 4 en 5 te ijken (cyclisch model, zie bijlage 2B). In figuur 2C.5 is het resultaat weergegeven.
Het resultaat leverde de volgende parameterwaarden op:
Met de gevonden parameterwaarden is vervolgens de respons voorspeld ten gevolge van een sluitingsoperatie, waarbij de getijdebeweging is onderbroken. Hiervoor is gebruik gemaakt van het model WATEX (zie bijlage 2B), waarmee een dijk met verschillend voor- en achterland voor een willekeurige hoogwaterbelasting kan worden berekend [Engering e.a., 1990]. Resultaten zijn in figuur 2C.6 weergegeven. De metingen laten zien dat er voor peilbuis 1 een afwijking is, voor peilbuizen 3 en 4 is de overeenstemming perfect en de waterspanningsmeting in de klei komt redelijk overeen met de berekende waarden. De demping en vertraging in het kleipakket door het consolidatieproces is evident. De afwijking in peilbuis 1 hangt samen met de ijking van de 13-uursmeting, waarbij in het model voor de eenvoud het verschil tussen voor- en achterland met de meting, niet in samenhang is beoordeeld.