Zoeken in deze site

Algemeen - Bebouwing

Vele dijkvakken in het benedenrivierengebied zijn bebouwd, en vaak dubbelzijdig; het dijklichaam bood veiligheid bij overstromingen, en dus hebben veel mensen zich in het verleden op of nabij het dijklichaam gevestigd, of op een natuurlijke hoogte die deel uit­ maakte van de waterkering. Ook thans speelt zich nog steeds een belangrijk dee) van het dorps- en stadsleven af langs de dijk.

Bij een dijkontwerp dienen daarom de belangen van de bewoners en gevestigde bedrij­ ven steeds zorgvuldig mee te warden afgewogen. Enerzijds moet zorg warden ged ragen voor de standzekerheid van panden, en dient zoveel mogelijk voorkomen te warden dat er zettingen en horizontale belastingen optreden. Anderzijds is het vaak onvermijdelijk dat bed rijven en bewoners tijdens een dijkverbetering enige hinder van de werkzaam­ heden ondervinden. Hiervoor dienen passende maatregelen te warden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid van de woningen en de nutsvoorzieningen.

De aanwezigheid van woningen heeft overigens vaak nadelige gevolgen voor een water­ kering. Woningen op en nabij de dijk beperken de ruimte voor de versterking ervan, en zijn een zorg voor het beheer. Inspectie van essentiele onderdelen van het dijklichaam wordt er meestal door bemoeilijkt, zelfs nagenoeg onmogelijk gemaakt (lit. 42). Hoe­ zeer bebouwing in of vlakbij een dijk een belemmering is voor later uit te voeren onder­ houd, wordt voldoende ge i11ustreerd door de dijkversterkingen in het kader van de Deltawet, met al hu n financiele en sociale consequenties. De processen waar het na de gereed koming van de Deltawerken om gaat, vinden echter veel geleidelijker plaats, om zo te zeggen bij stukjes en beetjes.

Waar thans geen bebouwing Iangs de dijk aanwezig is, zou die ook niet mogen warden toegestaan; daar waar wel bebouwing is binnen de stabiliteitszones van de waterkering moet ruimte warden geschapen. Dit kan bijvoorbeeld door bij verbouwingen die nage­ noeg neerkomen op nieuwbouw, of bij vernieuwing van panden, de eis te stellen dat op een wat grotere afstand van de waterkering wordt gebouwd. Met andere woorden, her­ of nieuwbouw van woni ngen op of bij een dijk mag toekomstige dijkversterkingen niet onmogelijk maken.

Bij woni ngen hoort een vrij omvangrijke infrastructu u r: wegen, op- en afritten van de dijk, kabels en Ieidingen en beplantingen. Die zijn in deel 1 aan de orde gekomen. In de volgende paragrafen wordt hierop een aanvulli ng gegeven voor de specifieke situatie i n het benedenrivierengebied.

98

Eerst word t aandacht gegeven aan op staal en op palen gefu ndeerde bebouwi ng. Ver­ volgens worden enige aanbevelingen gedaan ten aanzien van nutsvoorzieni ngen en bij­ zondere constructies.

Bron

Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken Deel 2 - Benedenrivierengebied (L2)

Hoofdstuk
Bebouwing
Auteur
Andringa R.J., P.W. Roest, R.J. Cirkel, J. Dekker, G.J. Flórián, K. de Graaf, J.H. Pool, J.J.W. Seijffert, R.J. Termaat, A. van Urk, J.G. Westerhoven
Organisatie auteur
Heidemij Adviesbureau, Rijkswaterstaat, Grondmechanica Delft, Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, Grontmij, Provincie Zuid-Holland
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
September 1989
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.