Zoeken in deze site

Principe morfologische effecten - Bijlagen

Principe morfologische effecten

De grootte van het sedimenttransport is niet bepalend voor het optreden van aanzanding of erosie. De veranderingen in stroomrichting van het sedimenttransport bepalen of er aan- zanding of sedimentatie optreedt. De grootte van het sedimenttransport S is sterk afhanke- lijk van de stroomsnelheid tot een bepaalde macht (Ub, waarin de macht b voor slib 1 à 2 bedraagt en voor zand 4 à 5 (zie Figuur B9.5)).

afbeelding_frombase64_0

Figuur B9.5 Relatie tussen sedimenttransportcapaciteit S en stroomsnelheid u

Figuur B9.6 geeft inzicht in het sedimentatie- en erosieproces. Hieruit blijkt dat verande- ring in stroomsnelheid als gevolg van verruiming of verkleining van het profiel bij constant debiet tot sedimentatie of erosie leidt. Bij afnemende stroomsnelheid treedt sedimentatie op, bij toenemende snelheid treedt erosie op.

afbeelding_frombase64_1

Figuur B9.6 Principe van sedimentatie- en erosieproces

Uiterwaardverlaging

Na verlaging van de uiterwaard (door afgraving, aanleg nevengeul of aanleg plassen) treedt tijdens hoogwatersituaties waterstandverlaging op langs het verlaagde traject. In de loop van de tijd wordt zand en slib afgezet in de uiterwaard en kan ook in nevengeulen en plas- sen sedimentatie optreden afhankelijk van de lokale situatie. Door deze sedimentatie neemt het waterstandverlagende effect van de uiterwaardmaatregelen af (zie Figuur B9.7). Het reducerende effect van aanzanding in plassen zal pas merkbaar worden als de plassen min- der dan 2 à 5 meter diep worden. Al het materiaal dat in het diepe gedeelte van een plas neerslaat tot dit niveau heeft nauwelijks effect op de waterbeweging.

De snelheid van de sedimentatie hangt sterk af van de lokale omstandigheden, zoals de grootte van het sedimenttransport, het aantal malen per jaar dat de uiterwaard onder water staat of meestroomt en het stroomveld in de uiterwaard. Het kan tientallen tot enkele honderden jaren duren voordat een uiterwaard, nevengeul of plas tot het oorspronkelijke niveau is opgevuld.

afbeelding_frombase64_2

afbeelding_frombase64_3

Figuur B9.7 Sedimentatie uiterwaard in relatie tot waterstandverlagend effect uiterwaardmaatregel

Verwijderen hydraulische knelpunten

Hydraulische knelpunten zoals hoogwatervrije terreinen en kades dwars op de rivier ver- oorzaken lokaal waterstandverhoging. Als dit type hydraulische knelpunten is verwijderd zonder dat daarbij stroomvertraging of stroomversnelling in de hoofdgeul optreedt, dan zal geen sedimentatie of erosie optreden. Lokaal en tijdelijk kan wel sedimentatie of erosie optreden, maar op de lange termijn is bij een goed ontwerp geen morfologisch effect van belang te verwachten.

Verwijderen kades parallel aan de rivier

Verwijderen van kades die min of meer parallel aan de rivier liggen, zoals zomerkades, heeft tot gevolg dat bij hoogwater de afvoer door de uiterwaard toeneemt. Met het water wordt sediment meegevoerd dat na het hoogwater achterblijft in de uiterwaard. Het waterstand- verlagend effect van de toegenomen afvoercapaciteit van de uiterwaard neemt langzaam

af als de uiterwaard in de loop van de tijd ophoogt (zie Figuur B9.8). De snelheid van de sedimentatie hangt sterk af van de lokale omstandigheden, de grootte van het transport, het aantal malen per jaar dat de uiterwaard meestroomt, het stroomveld in de uiterwaard en het zomerbed, enzovoorts.

afbeelding_frombase64_4

Figuur B9.8 Effect van de morfologie op waterstandverlaging bij verwijderen parallelle kades

Bron

Leidraad Rivieren (ALR)

Hoofdstuk
Bijlagen
Auteur
Hooijer A.A., H.J. Barneveld, M.Q. Bos, G.J.C.M. Hoffmans, M.H.I Schropp, R.A. Struijk
Organisatie auteur
Rijkswaterstaat, HKV LIJN IN WATER, Arcadis, Met Andere Woorden
Opdrachtgever
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Expertise Netwerk Waterkeren
Verschijningsdatum
Juli 2007
PDF